Kunnen sociale robots kinderen boeien?

Thu Nov 21 2024

11 21

Kunnen sociale robots kinderen boeien?

12/07/2022

Door Ad Spijkers

Kinderen komen steeds vaker in aanraking met sociale robots: op school, in ziekenhuizen en zelfs thuis. Of ze hier op zitten te wachten, was onderwerp van onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam.


     

Kinderen blijken een robot zelden af te wijzen vóór een interactie en in de eerste twee weken van gebruik. Maar dit gebruik loopt na die eerste enthousiaste reactie snel terug. Verrassend, omdat kinderen wel veel naar andere soorten technologie trekken. Communicatiewetenschapper Chiara de Jong verdedigde vandaag aan de Universiteit van Amsterdam haar proefschrift.

Onderzoek naar acceptatie

De Jong constateerde dat sociale robots steeds vaker worden gebruikt, ook gewoon voor plezier. Volgens diverse literatuur reageren kinderen eerst enthousiast op sociale robots. Maar toen De Jong kinderen langer ging volgen, ontdekte ze dat het gebruik al na twee tot vier weken veranderde.

Ze ontwikkelde eerst een meetinstrument voor het betrouwbaar meten van acceptatie. Vervolgens vroeg ze een groep van 570 kinderen in de leeftijd van acht en negen jaar of ze een Cozmo robot (foto) thuis wilden uitproberen. Dat is een commerciële robot die vooral voor plezier en spelen is bedoeld en die mensen ook zelf kunnen kopen.

82% gaf aan dat wel te zien zitten, de rest wist het niet zeker of wilde dit niet. Hun oordeel werd beïnvloed door de vraag of het ze leuk leek om deze specifieke robot thuis te gebruiken. Ook namen ze mee hoe ze dachten dat hun ouders zouden reageren en of vriendjes en vriendinnetjes de robot ook zouden gebruiken. Maar ook of ze robots in het algemeen leuk vonden. Het gebruiksgemak en nut van de robot en de zelfredzaamheid van het kind bleken niet van invloed.

Gebruik loopt snel terug

De Jong vroeg 321 kinderen om voor een periode van acht weken de sociale robot ook echt mee naar huis te nemen. Door middel van gebruikersdata via de robot zelf en vragenlijsten achterhaalde ze dit gebruik en wat kinderen  van de robot vonden. Ze bleken aan het begin enthousiast, maar al na twee weken daalde het gebruik sterk.

Slechts een kleine 30% van de kinderen gebruikte de robot consistent gedurende die acht weken. De meerderheid gebruikte de robot niet meer na die twee weken, of slechts om de paar weken. De acceptatie is hier vergelijkbaar met hoe ze normaal spelen. Soms vinden ze iets interessant en dan weer niet, en belandt het in de hoek.

Competitie met ander speelgoed

De sterke afname na het eerste enthousiasme was verrassend omdat kinderen wel naar andere technologie trekken, zoals games en tablets. Dat het nieuwtje er snel af was of dat de robot niet aan de verwachtingen voldeed, waren niet de belangrijkste verklaringen voor deze afname. Vooral de competitie met ander speelgoed en apparaten bleek van invloed, en het gebrek aan een motivatie om de robot te gebruiken.

De huidige sociale robots voor thuisgebruik lijken kinderenniet voldoende te boeien. De Jong beveelt aan het gebruik van sociale robots door de tijd heen verder te onderzoeken. Ook belangrijk is het perspectief van kinderen: wat boeit ze en wat missen ze. Het sociale aspect van een robot en het plezier van de interactie waren belangrijke factoren voor de intentie om een robot thuis te gaan gebruiken. Kinderen verwachten wel dat het leuk is met zo’n robot. En betrek de omgeving erbij stelt De Jong tot slot. ‘Een kind vindt het ook belangrijk wat ouders en andere vriendjes ervan vinden.’

Het proefschrift vindt u hier.

Foto: Chiara de Jong